Strepsiptera - Waaiervleugeligen

Stylops melittae

Coördinator

John Smit
EIS Kenniscentrum Insecten
Postbus 9517
2300 RA Leiden
071-7519359
john.smit@naturalis.nl

Wat zijn Waaiervleugeligen

Waaiervleugeligen zijn kleine insecten met een endoparasitaire levenswijze. Dat wil zeggen dat het grootste deel van hun leven zich afspeelt in een gastheer. Voor de meeste soorten geldt dat slechts het mannetje en het eerste larvestadium, de triunguline larve, een vrij levend bestaan buiten de gastheer kennen. Waaiervleugeligen blijven in het veld vaak onopgemerkt doordat de triunguline larven zeer klein zijn (80 - 350 µm), de mannetjes slechts enkele uren leven en de vrouwtjes in het achterlijf van de gastheer zitten. De vrouwtjes zijn zichtbaar aanwezig in de gastheren doordat het kopborststuk tussen twee achterlijfssegmenten uitsteekt. De meeste waarnemingen van deze dieren betreffen dan ook vrouwtjes die worden aangetroffen in gastheren die zijn verzameld.

Polistes met Xenos

De waaiervleugeligen van Nederland

Mede door hun verborgen levenswijze is er er maar weinig aandacht voor deze groep in Nederland. In de spaarzame literatuur wordt melding gemaakt van vijf soorten, deze informatie is samengevat in het artikel van Smit & Smit (2005). In 2007 is er een zesde soort in Nederland aangetroffen (Smit 2007). Het merendeel van deze soorten betreft parasieten van angeldragers (Hymenoptera: Aculeata), twee soorten parasiteren op cicaden (Homoptera: Delphacidae, Ulopidae). 

Voor een overzicht zie het soortenregister: Waaiervleugeligen.

Levenswijze

Waaiervleugeligen kennen een zeer sterke seksuele dimorfie. De vrouwtjes lijken niet op volwassen insecten omdat zij zich geheel hebben aangepast aan de endoparasitaire levenswijze. Ze hebben het uiterlijk van een insectenlarve; dit wordt neotenie (= het geslachtsrijp zijn van een larve) genoemd. Het lichaam bevindt zich voor het grootste deel in het achterlijf van een gastheer. Alleen het kopborststuk heeft een stevig uitwendig skelet. Dit steekt voor een deel uit het achterlijf van de gastheer, vaak tussen twee tergieten. Het vrouwtje bezit slechts rudimentaire monddelen omdat ze niet actief eet. Ze neemt haar voedsel, door middel van diffusie, rechtstreeks door de huid op uit de gastheer. Aan de buikzijde van haar lichaam bevindt zich een broedkanaal, dit wordt gevormd door een deel van de oude larvenhuid. De opening van het broedkanaal bevindt zich aan de onderzijde van het cephalothorax en is in het begin afgesloten door een dun membraan. De verharding van het cephalothorax en de vorming van het broedkanaal gebeurt tijdens de laatste vervelling. 

Meer lezen

Publicaties Nederland

Smit, J., J.T. Smit, V. Middelman & R. Vos 2012. Struikelen over Stylops op de Stompert (Strepsiptera: Stylopidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 38: 1-7.

Smit, J.T. & J. Smit 2010. Strepsiptera - Waaiervleugeligen. - In: Noordijk, J., R.M.J.C. Kleukers, E.J. van Nieukerken & A.J. van Loon (red.), De Nederlandse biodiversiteit. Nederlandse Fauna 10: 223-224.

Smit, J.T. 2008. Waaiertjes in je lijf. - In: Kleukers, R, M. Berg & W. van Strien (red.), Passie voor kleine beestjes, 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland. EIS-Nederland, Leiden, pp. 24-26.  

Smit, J. & J.T. Smit 2008. Xenos vesparum komt hogerop. - Bzzz 28: 46-47.  

Smit, J.T. 2007. Het heidecicadewaaiertje Halictophagus silwoodensis nieuw voor Nederland (Strepsiptera: Halictophagidae). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 27: 85-90. 

Smit, J. & J.T. Smit 2006. Bijverschijnselen. - Bzzz 23: 28-29.  

Smit, J.T. & J. Smit 2005. De waaiervleugeligen (Strepsiptera) van Nederland. - Entomologische Berichten 65 (2): 43-51.  

Smit, J.T. 2001. Strepsiptera - Waaiervleugeligen. - In: Smit, J. (red.), Stikke Trui. Verslag van 9 jaar inventariseren; 1990 1998. Insectenwerkgroep KNNV afdeling Arnhem. pp. 50-58 

Smit, J. 1994. Waaiervleugeligen en zandbijen. - Veelpoot 5 (3): 4-9.